De Buiten Wiel is de oudste van de twee. Hij ontstond bij de dijkdoorbraak van 29 januari 1726. Hier werd een nieuw stuk dijk aangelegd aan de kant van het dorp. Het huis waar de familie Van Rossum woonde en waar later de jeugdvereniging ‘Het Gilde’ Naar tehuis vond, werd gebouwd in het jaar 1728, twee jaar na de dijkdoorbraak daar ter plaatse.
Het is niet bekend of het toen nieuwbouw betrof, of dat het om de herbouw van een ouder huis ging dat bij de doorbraak beschadigd of vernield werd. Omdat het jaartal 1728 in het smeedwerk van de muurankers bewaard was gebleven, lijkt het logisch dat het nieuwbouw betrof. Zeker is in elk geval, dat grote gedeelten van het huis nog in de oorspronkelijke staat waren toen het werd afgebroken. Een aantal binnenmuren was nl. opgetrokken met leem als mortel tussen de stenen. Het was zeker geen comfortabel huis, toch is het jammer dat dit soort echt typische panden verdwenen is en nog steeds verdwijnt. Het enige wat van dit pand gebleven is zijn een groot aantal foto’s en ansichtkaarten. Er zijn ook nog wat rode estriken bewaard gebleven uit de kelder van het oude dijkhuisje; ze sieren nu een stukje vloer onder de haard in een Wamelse woonkamer…
Wist U trouwens dat de opkamers, een verhoogde kamer in de dijkhuizen, vaak boven de kelder, eigenlijk in verband met hoog water zo gemaakt werden ? Dan had men in elk geval één kamer in huis die vrijwel nooit onder water stond.
Als bij een doorbraak een stuk dijk verdwenen en een wiel ontstaan was, dan werd hij eerst gepeild om te meten hoe diep het nieuw ontstane gat was. Dit deed men om te bekijken of de dijk op de oude plaats door de wiel heen gelegd kon worden. Was dat niet mogelijk omdat het gat te diep was, dan werd hij aan de buiten- of binnenkant opnieuw bedijkt, afhankelijk van wat het makkelijkste en het goedkoopste was. Bij de Buiten Wiel is de nieuwe dijk er gedeeltelijk doorheen gelegd, dat is tot een jaar of tien geleden nog heel goed te zien geweest. Aan de binnenkant van de dijk lag nog een klein stukje wiel dat oorspronkelijk gevormd is bij deze doorbraak. Op de kaart uit 1821 van ons dorp is heel goed te zien dat dit watertje een voortzetting van het rechter deel van de Buiten Wiel is.
Hoe die twee lobben precies ontstaan zijn is niet bekend. De oorspronkelijke dijk moet gelopen hebben over het puntje van de landtong in deze Wiel. Of er destijds twee gaten in de dijk geslagen zijn terwijl er een stuk in het midden is blijven staan, of dat men in de loop der jaren dat gedeelte gedempt heeft is niet bekend. Er zijn al vrij vroeg weer huizen op die plaats tegen de dijk gebouwd, dat is ook op deze kaart te zien. Tot op heden is er nog een flinke verhoging tegen de dijk aan waar deze huizen op gebouwd werden. Het kan ook zo zijn, dat de dijk op de plaats van de landtong er nog gedeeltelijk lag en dat er dus een dijkdoorbraak op twee plaatsen vlak naast elkaar heeft plaatsgevonden. Het stukje dijk in het midden zou dan wel eens afgegraven kunnen zijn om daar het stuk mee op te hogen waar later de huizen gebouwd werden. Dat zou dan verklaren dat er op de landtong zelf geen verhoging meer te vinden is. De perceelsindeling op deze landtong stamt in elk geval uit de tijd na de doorbraak, want die ligt hier haaks op de nieuw aangelegde bocht in de dijk, feitelijk een kwart slag gedraaid in verhouding met de andere percelen in de buurt.
In vergelijking met de Buiten Wiel is de Oude Wiel jong te noemen. Hij ontstond namelijk 55 jaar later bij de doorbraak in de nacht van zaterdag 27 op zondag 28 januari 1781. Het water steeg toen zo snel door de ijsgang en ijsdammen, dat de bewakers op de dijk geen tijd hadden de bewoners te waarschuwen. Waar nu de Oude Wiel ligt werden door de kracht van het water een aantal huizen weggespoeld. Er zijn beschrijvingen van deze nacht bewaard gebleven uit Tiel, waar men boven het geluid van het kruiende ijs en de storm uit, de mensen op de Wamelse en Dreumelse dijk hoorde gillen en schreeuwen.
Het water kwam zo hoog, dat zelfs de dijk onder water liep. Het moet verschrikkelijk geweest zijn. Mensen die bescherming zochten op de dijk -het hoogste punt- stonden daar half gekleed tot hun knieën in het ijskoude water en konden nergens heen. Ook nu weer waren het de Tielenaren die daags erna toen de ijsgang wat minder geworden was, als eersten te hulp schoten.
Pas op 9 februari vaart de dijkstoel van Druten naar Wamel, waar men in het Veerhuis besluit dat de ontstane wiel aan de rivierkant opnieuw bedijkt moet worden.
Er vielen bij deze ramp 13 doden, er verdwenen 26 huizen, 536 huizen werden zwaar beschadigd, 26 paarden, 175 koeien, 149 schapen en 105 varkens verdronken. Bovendien bedierven er 276.585 pond tabak en 180.654 pond hennep. Ook in de jaren ervoor ging het zeer slecht in ons dorp. Al enkele jaren was er zoveel kwelwater, dat het land niet voor het verbouwen van koren gebruikt kon worden. In de zomer van 1780 kwam veel vee om door de veepest en in de rampwinter woedde in ons dorp ook nog een epidemie van kinderpokken. In het najaar 1781 heerste in het hele rivierengebied ook nog een dysenthrie epidemie (zie ook het hoofdstuk over de kerkgeschiedenis over dit jaartal).
De naam Oude Wiel lijkt een beetje vreemd, omdat hij later ontstond dan de Buiten Wiel. De naam schijnt te stammen uit onze tijd, toen hij in gebruik raakte als vuilstortplaats. Daarvoor schijnt hij wel Klooster Wiel genoemd te zijn naar het klooster dat daar niet ver vandaan in de Kerkstraat stond. Op oude kaarten hebben beide wielen geen naam. Ook de naam Buiten Wiel schijnt vrij Jong te zijn. Of dat zo is of dat er vroeger andere namen in zwang waren is onbekend.
Het Gatje van den Oven (Gaatje van de Steenoven) dat in de uiterwaarden ligt tegenover de huizen die daar staan, is voor de oorlog ontstaan bij een doorbraak van de zomerkade.
Een andere doorbraak vond plaats in 1784, toen de dijk op twee plaatsen brak vlak bij de korenmolen aan de Molendijk. Daarbij ontstonden echter geen wielen. Van deze doorbraak is een schitterende kaart bewaard gebleven waarop de plaatsen van de stroomgaten in de dijk precies zijn ingetekend.
Op 25 januari 1809 was het weer goed rank in het rivierengebied. In de Dorpsstraat liep het water over de bekisting en de kerkmuur van de P.C. kerk. Er zat zoveel kracht achter, dat het lichaam van een man die pas begraven was, wegspoelde.
Deze kleine opsomming wil niet zeggen dat er niet meer doorbraken en watersnoden geweest zijn. Het was in Maas en Waal feitelijk iedere paar jaar wel een keer ergens raak. Er zijn vele doorbraken te tellen in de oude geschriften, rekeningen en aanbestedingen die bewaard zijn gebleven in de loop der eeuwen. Het was een niet aflatende strijd tegen de ontembare rivieren die menig bewoner van onze streek tot de bedelstaf bracht. Bovendien mogen we niet vergeten, dat met name ons deel van Maas en Waal het laagste ligt en dus altijd het meeste water ontving. Het kwam zelfs voor, dat de Maasdijk van binnenuit brak door de druk van het water dat in Maas en Waal stond.
Uit de verhalen van wat oudere mensen en van oude foto’s weten de meesten van ons nog wel wat over de watersnoodramp in de winter van 1925/1926, toen de Maasdijk bij Schonenburg in Overasselt brak. Deze watersnood behandelen we in het volgende hoofdstuk. Daarna is er veel veranderd. De Maas is gekanaliseerd en er is veel verbeterd aan de afwatering van de streek. Toch moeten we waakzaam blijven, als we ons realiseren hoe groot de kans is dat bijvoorbeeld de Waalbandijk in onze omgeving kan doorbreken, dan wordt deze kans berekend op ééns in de 50 tot 100 jaar. De laatste doorbraak van de Waaldijk was in 1861, toen de dijk in Leeuwen letterlijk om viel onder de druk van het water. De kans dat het dus echt een keer gebeurt groeit feitelijk ieder jaar. Zeker zolang de plannen voor dijkverzwaring niet worden uitgevoerd.
Van de andere kant is het wel zo, dat met name bij ijsgang de kans op een dijkdoorbraak het grootste is, omdat er zich ijsdammen kunnen vormen die het water in korte tijd geweldig kunnen doen stijgen. Ook kruiend ijs beschadigde vaak de dijken waardoor doorbraken ontstonden. Op ijs in de Waal hoeven we nu niet zo snel meer te rekenen, de vele industrieën en elektriciteitscentrales warmen het Waalwater op, zodat het zelfs enkele zeer strenge winters in de jaren tachtig nauwelijks tot zware ijsvorming geleid heeft. Maar van de andere kant is het slechts een dertigtal jaren geleden dat de Waal wel `zat’ en enkele waaghalzen de Waal over liepen naar Tiel.
Vooral voor de jongeren onder ons is het moeilijk voor te stellen hoe de Waal eruit ziet als hij dichtgevroren is. Ouderen zullen zich ongetwijfeld de vele meters hoge ijsschotsen herinneren. De foto’s en afbeeldingen bij dit hoofdstuk zullen de krachten van ijs en water echter wel duidelijk gemaakt hebben.