In het hoofdstuk over het ontstaan van Wamel hebben we een nauwe relatie met de kerk gezien, omdat de abdij van Prüm hier twee hoeven bezat en dat feit destijds is opgetekend. In de middeleeuwen gebeurde het herhaaldelijk dat adellijke grootgrondbezitters om zeker te zijn van een plaatsje in de hemel, kloosters met landerijen begiftigden.
Het is moeilijk te bepalen wanneer het Christendom in onze streken voor het eerst gepredikt is. Zeker is dat in de 7de eeuw Angelsaksische missionarissen een begin maakten met de kerstening van het grootste deel van Nederland. Eind 7de eeuw predikte St. Willibrord.
‘Gaat heel de wereld door en predikt het Evangelie aan alle schepselen.’ Zo sprak Christus tot zijn apostelen, voordat Hij ten hemel steeg. Tijdens de eerste eeuwen na Christus was de Christelijke leer hier nog niet doorgedrongen. Er zijn maar weinig sporen achtergebleven van de godsdienst, die de toenmalige bewoners van onze streek beoefenden.
Waarschijnlijk vestigden zich reeds in de derde en vierde eeuw de eerste Christenen in het gebied tussen Rijn en Maas. Het zullen bekeerde Romeinse soldaten, ambtenaren en handelslui geweest zijn. Tijdens de laatste grote Christenvervolging onder Juliaan de Afvallige werd St. Victor, een Romeins officier, en zijn gezel(len) vanwege zijn geloof gedood en in Xanten begraven. In dezelfde eeuw was St. Servatius de eerste bisschop van Maastricht. De grote volksverhuizingen vernietigden grotendeels de eerste Christelijke gemeenschappen, alleen in Keulen en Xanten bleven nog restanten over.
Gedurende eeuwen is er geen sprake van enige vooruitgang in de kerstening, totdat in 690 St. Willibrord en zijn medewerkers vanuit Ierland zich in ons land vestigen. Utrecht werd het centrum van deze evangelisatie, vooral na 719. In hoeverre zich de prediking van Willibrord ook tot onze streken uitbreidde is moeilijk te zeggen. Vast staat dat de Christen Frankische koningen en dan vooral Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome (814-840), het verder terugdringen van de oude godenverering stevig bevorderd hebben.
Het uitgebreide rijk van Karel de Grote dat rond 800 het grootste deel van Europa omvatte, werd bij het verdrag van Verdun in 843 verdeeld in drie delen. Ons land werd ingedeeld bij het Middenrijk Lotharingen.
De overgang van de bewoners van onze streek naar het Christendom zal zich op de zelfde manier voltrokken hebben als elders in Zuid Nederland, min of meer van zelf, op een onpersoonlijke manier, omdat het nu eenmaal zo hoorde. Van een plotselinge bekering zal zeker geen sprake zijn geweest.
We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe het Christendom in deze gebieden heeft gefunctioneerd. Oude heidense invloeden zullen nog volop aanwezig zijn geweest. Als kerk dienden vaak eenvoudige houten gebouwtjes van bescheiden afmetingen. De eerste stenen kerken verschijnen pas in de 12de eeuw. In tegenstelling tot Tiel behoorde Maas en Waal tot het bisdom Keulen en het aartsdiaconaat Xanten.
In de negende en tiende eeuw heeft Wamel zeer waarschijnlijk kunnen profiteren van het feit dat Tiel in die tijd een belangrijk handelscentrum was waar zelfs goederen uit Engeland werden verhandeld. Toen Tiel in het jaar 1000 door de niets en niemand ontziende Noormannen geplunderd werd, zal ook Wamel wel ‘en passant’ bezocht zijn. Niet voor niets kwam tot in de vorige eeuw in de Litanie van Allerheiligen nog de slotbede voor ‘Van de Noormannen verlos ons Heer’.
In een oorkonde gedateerd 1129-1134 is voor het eerst sprake van een Wamelse kerk. Godfried, proost van Xanten, schenkt dan een talent namens de Wamelse kerk aan de aartsdiaconale kerk van Xanten. In 1190 is de Wamelse kerk in bezit van Conraad van Blankenheim, eveneens proost van Xanten.
Een zekere Segestappus is in 1247 als priester in Wamel werkzaam. In 1226 wordt Wamel voor het eerst genoemd als zelfstandige parochie met een eigen parochiekerk. De pauselijke legaat Koenraad bekrachtigde in dat jaar, dat het kapittel van Xanten in het bezit was van onder andere de Wamelse parochiekerk. Omdat St. Victor in Xanten de marteldood gestorven was en daar als een heilige werd vereerd, is waarschijnlijk ook sinds die datum St. Victor de patroonheilige van onze kerk.
In een Xantense opsomming van 1190 is sprake van Afferden, Puflike, Lewen, Wamele, Thromele en Haren. Bij de bevestiging door de pauselijke legaat in 1225 worden vermeld: Aferden, Puflic, Leiwen, Wamel en Dreumel en in een oorkonde uit 1230 wordt ook Apeldrem (Appeltern) vermeld.
Het kapittel van Xanten bezat sinds het begin van de 13de eeuw niet alleen het Collatierecht, het recht om de pastoor te benoemen, maar ook het tiendrecht over de uitgebreide kerkelijke goederen. Het tiendrecht gaf recht op het beste tiende part van alles wat in een jaar gegroeid of geboren was. Om dit tiendrecht te verzilveren werd dan meestal een tiendpachter aangesteld die uiteraard probeerde om de pacht zo goedkoop mogelijk te krijgen, terwijl hij zoveel mogelijk van de arme boeren probeerde op te eisen.
Het tiendrecht, een zeer oud gebruik in de Christelijke kerk (ook in het Oude Testament is het bij de Joden al in gebruik) diende voor het onderhoud van de kerk en haar bedienaren.