Als we praten over de doorbraak van 1926 dan spreken we in Maas en Waal over een doorbraak van de Maas. Dat is belangrijk om te onderstrepen, want het Maaspeil is gemiddeld lager dan het Waalpeil. Een kleine vergelijking: de Maasdijk ligt in onze streek een kleine 9 meter boven N.A.P., terwijl de Waaldijk op 11 tot 12 meter boven N.A.P. ligt. De hoogste waterstanden op de Waal zijn 4 meter hoger dan op de Maas (gerekend over de periode vanaf 1958). De waterstand die in 1926 bereikt werd is in elk geval lager dan de stand die bij een doorbraak van de Waaldijk zou voorkomen. Bij alle ellende die een dijkdoorbraak van de Waal zou veroorzaken is er natuurlijk een voordeel: omdat de Maasdijk lager ligt stroomt daar de dijk over en zakt het water. Het is zeker niet de bedoeling van dit boek om mensen bang te maken. We hebben bovendien al verteld dat de kans op doorbraken aanmerkelijk gedaald is omdat er vrijwel geen ijsvorming meer op de Waal voorkomt. Maar we mogen zo rond het jaar 2000 zeker de wijze lessen van onze voorvaderen niet vergeten ! We wonen nu eenmaal in een gebied dat zo laag ligt, dat het bij een dijkdoorbraak op diverse plaatsen tenminste 4 tot 5 meter onder water staat. Een langere periode van uitblijven van rampen kan het gevaar met zich meebrengen dat in de loop der jaren de gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorg voor een goede waterverdediging verloren gaat.
Dijkgraaf De Leeuw schrijft in een boekje dat hij in 1933 voor polderbestuurders samenstelde dat Alphen en Dreumel volledig weggevaagd zouden zijn als men in 1926 de Maasdijk tussen Alphen en Dreumel niet had laten springen.
Het dijkbestuur is in wezen zeer democratisch. Het werkt eigenlijk precies hetzelfde als een gemeentebestuur. Men kiest vertegenwoordigers die de belangen in het polderbestuur moeten verdedigen. Er is echter een verschil met het kiezen van een gemeentebestuur: niet iedereen mag stemmen. Het stemrecht is gebonden aan het bezit van grond, huizen en andere gebouwen. Dat is ook niet zo vreemd, omdat de grondeigenaren de kosten voor het beheer van de polders en het onderhoud van de dijken moeten betalen deze regel is dus sinds het ontstaan van het dijkrecht begin 1300, nooit veranderd. Bij de polders moeten we uitdrukkelijk ook de dorpen zelf rekenen en niet alleen het land dat `achter de Van Heemstraweg’ ligt.
Omdat velen van ons sinds de jaren vijftig in een huurhuis wonen en geen eigen land hebben, weten slechts weinigen hoe het polderbestuur gekozen wordt of wat ze doet, want als stemgerechtigde treedt in dergelijke gevallen de verhuurder op. Dat zijn in onze streek met name de woningbouwverenigingen. Bovendien leren we op school wel hoe ons land bestuurd wordt, maar hoe daarnaast ons gebied op waterstaatkundig vlak beheerd wordt, daar leren we nooit iets over !
Onze ouders en grootouders waren daar veel nauwer bij betrokken. Wij vinden een sloot in de wijk lastig en die moet maar liefst zo snel mogelijk gedempt worden. Dat is gevaarlijk, want dan is er een grotere kans dat onze kinderen verdrinken. Natuurlijk is dat waar, maar van de andere kant worden ook veel bewoners opgezadeld met vochtige huizen en kweloverlast omdat de natuurlijke afwatering door de aanleg van wegen en de bouw van huizen belemmerd wordt en de riolering daar onvoldoende raad mee weet.
Meer dan 1000 van de 1100 jaar van ons bestaan heeft de Maas en Waalse -en dus ook de Wamelse bevolking- gestreden voor een redelijk bestaan. Die strijd was hoofdzakelijk een strijd tégen het water en de rivieren die dat water aanvoerden. We zijn de Maas en de Waal nu 69 van de 1100 jaar redelijk de baas gebleven. Voor een gedeelte is dat te danken aan onze eigen inspanningen, maar voor een belangrijk deel ook omdat de beide stromen zich in die periode redelijk rustig gedragen hebben !
De strijd tegen het water betekent in de eerste plaats stevige dijken. Stevige dijken wil niet alleen zeggen hoge dijken, maar ook dijken met een brede voet en zacht glooiende hellingen, zodat ze niet kunnen omvallen zoals in 1861 in Beneden Leeuwen gebeurde. Bekend van deze overstroming is het verhaal van Hanneke van Beek die als baby dagenlang op een stuk rieten dak ronddreef voordat ze gered werd. Ook bij iedereen bekend is het monument ter gelegenheid van het bezoek van Koning Willem III dat nog aan de dijk in Beneden Leeuwen staat.
Deze verbetering aan de dijk heeft echter tot gevolg dat oude huizen moeten verdwijnen en dat bepaalde natuurgebieden verloren gaan. In sommige gevallen zal het heel moeilijk zijn om de juiste keuze te maken. Moeten natuurgebieden waaraan ons land toch al zo arm is verdwijnen ? Moet historische bebouwing verdwijnen die typerend is voor onze streek en waarvan vrijwel niets meer over is ? Mogen we dit soort waardevolle zaken zomaar prijs geven voor dijkverbetering ? Neen; zeker niet in alle gevallen. Er zal steeds gezocht moeten worden naar een evenwicht tussen het een en het ander. We hebben de natuur en een mooi landschap en een levend stuk historie net zo hard nodig om prettig te kunnen overleven als droge voeten.0 Om te voorkomen dat die belangrijke zaken zouden verdwijnen moeten oplossingen gevonden kunnen worden. Als we de zee zo kunnen temmen, dat het land beveiligd wordt en de getijdewerking in tact blijft (de Oosterschelde Dam), dan moeten die paar natuurgebieden en historisch belangrijke dijkwoningen toch zeker behouden kunnen worden. Maar dat kan Wamel niet alleen, dat kan Maas en Waal niet alleen, dat kan slechts verwezenlijkt worden als Nederland daar achter gaat staan zoals het ook het Deltaplan ten uitvoer bracht. Dat Deltaplan wordt weleens een Wereldwonder genoemd. Maas en Waal heeft geen Wereldwonder nodig, het zou al blij zijn met een gewoon Nederlands wondertje…