Tot juli ‘45 werd er nog gekerkt in de kapot geschoten kerk. Aan frisse lucht geen gebrek maar het was wel een hopeloze toestand. Na de nodige reparaties kon, na toestemming van de gemeente op 29 juni de gymzaal als noodkerk in gebruik genomen worden. Kerstmis 1945 was de nachtmis nog om vier uur in de morgen. Om zeker te zijn van een plaatsje diende je wel om uiterlijk kwart over drie aanwezig te zijn.
Inmiddels werd besloten de gedeeltelijk verwoeste kerk niet te restaureren maar tot de grond af te breken. De restauratiekosten zouden zo hoog uitvallen dat met het zelfde geld een geheel nieuwe kerk gebouwd kon worden. De firma Van Heck uit Alphen bleek de laagste inschrijver. Kosten van afbraak ƒ 25.000,=. Veel parochianen zagen de afbraak van hun kerkgebouw met lede ogen aan. ‘Pastoor Heurkens zou zich omdraaien in zijn graf’ werd er gezegd. Ja zeker, de toren was neergestort en in de ondertoren waren grote gaten geslagen en vooral ook de buitenmuren aan de Waalzijde hadden het zwaar moeten ontgelden. Maar van het priesterkoor waren alleen de ruiten stuk. Hoofdaltaar, communiebank en preekstoel waren bijna onbeschadigd. Slechts enkele plafonds waren ingestort. Ook het gebouw zelf scheen zich bijna met geweld tegen afbraak te weren. Vele ijzeren kabels bleken niet bestand tegen de nog stevige muren en zware pilaren. Vooral ook het loswrikken van de zware eikenhouten gebinten vergde veel tijd. Omdat dit houtwerk eigendom werd van de firma Van Heck moest het zo min mogelijk worden beschadigd. Minder voorzichtig ging men om met altaren, communiebank, preekstoel, orgel en beelden. Men wist er gewoon geen raad mee.
Samen met het kerkpuin werd het gebruikt voor wegverharding. Ook het H. Hartmonument trof een zelfde lot. Wat er van het oude kerkmeubilair overbleef was minimaal. Gespaard bleven de kandelaars groot en klein en enkele fragmenten van de preekstoel. Door toevallige omstandigheden bleven ook de beelden van St.Victor (pastorietuin) en Petrus en Paulus (toegang tot het kerkhof) eveneens gespaard. Enerzijds is er bij de afbraak van de kerk veel verloren gegaan en zouden vele oudere Wamelnaren graag gezien hebben dat de kerk hersteld zou zijn. Anderzijds moet gezegd worden, dat een dergelijk gebouw nu nauwelijks meer te onderhouden geweest zou zijn. Ook vaste lasten zoals in de vorm van stookkosten zouden nauwelijks op te brengen geweest zijn. Het is dus maar de vraag waar ons dorp beter mee af is, de gigantische oude kerk, of de huidige kerk waarvan het interieur in al zijn soberheid bijzonder mooi is.
Op 8 juni 1947 trekt voor het eerst na de oorlog de Sacramentsprocessie weer door het dorp. Pastoor van Bakel constateerde heel tevreden: ‘De gelovigen waren zeer ernstig en het geheel had een stichtelijk verloop’. In dat zelfde jaar was er van 2 tot 16 oktober in de noodkerk een Heilige Missie. De eerste week voor de meisjes en vrouwen en de tweede week voor de jongens en mannen. Ook deze geloofsmanifestatie was geslaagd, althans volgens een aantekening van Van Bakel die schrijft: ‘Voor zover na te gaan ontbrak slechts één man.’ De naam van die weerbarstige parochiaan werd maar niet genoemd.
In 1947 wendde de arbeidersorganisatie zich tot de pastoor met het verzoek om ook uit hun kring een kerkmeester te benoemen met als argument dat zij het grootste gedeelte der parochianen vormden. Volgens de pastoor zijn zij echter niet in staat hiervoor een geschikte kandidaat aan te wijzen.
Bij de aanbesteding voor de bouw van de nieuwe kerk blijkt van de zes gegadigden de firma Goesten uit Kerkdriel met een bedrag van ƒ 228.600,= de laagste inschrijver te zijn. Op zondag 5 juli 1953 droegen kajotters in uniform, voorafgegaan door bruidjes, de eerste steen vanaf de noodkerk naar de in aanbouw zijnde nieuwe kerk.
De ingemetselde oorkonde vermeldt onder andere: ‘Ter gelegenheid van de plechtige steenlegging in de nieuw te bouwen kerk van de H.Victor en Gezellen te Wamel: God zij geloofd en gedankt. Nadat tijdens de bange oorlogsmaanden van oktober ’44 tot mei ’45 de mooie en grote kerk van onze parochie door oorlogsgeweld was vernield en wij gedurende acht jaren onze godsdienstige bijeenkomsten in het door de gemeente hiervoor afgestane gymnastieklokaal hadden gehouden, werd heden de vijfde Juli 1953 onder het roemrijke pontificaat van Paus Pius de Twaalfde, tijdens de zegenrijke regering van Hare Majesteit Koningin Juliana, terwijl het bisdom werd bestuurd door Zijne Eminentie P.A.M. Mutsaerts, als de Wel Edele Heer Hoogwaardige Excellentie Mr. W.B. Ditters burgemeester was der gemeente Wamel, op plechtige wijze deze steen geplaatst als een blijvend bewijs van ons rotsvast vertrouwen in de Liefde Van onze Heer Jezus Christus. Moge Hij deze kerk in de toekomst beschermen en bewaren opdat hier bloeie de broederlijke liefde. Deze steenlegging geschiedde vrede des Heren en de door de Zeer Eerwaarde Heer F.M.J. van Bakel in tegenwoordigheid van zeer vele parochianen.’
Op Palmzondag 11 april 1954, precies een jaar nadat begonnen was met de bouw, nam pastoor Van Bakel, vergezeld van zijn kapelaan J. Merkx en de kerkmeesters G. de Lorijn en G. Rutten, zijn kerk voor het eerst in gebruik. Voorafgegaan door 66 bruidjes, allen met een palm in de hand en zingend ‘Pueri Hebreorum’ betrad pastoor Van Bakel de prachtig versierde nieuwe kerk. Zijn eerste preek in de nieuwe kerk had als thema ‘Te Deum laudamus’, ‘U God Loven wij’. Alles verliep zeer indrukwekkend en harmonie Koningin Wilhelmina verhoogde de feestvreugde.
Op 3 mei 1954 vond de officiële inwijding der kerk plaats door de bisschop W. Mutsaerts. De oud-inwoners van Wamel boden als blijk van medeleven een mooie ciborie aan. Zoals gewoonlijk was ook bij de plechtige inzegening het medeleven van de gelovigen groot en de bisschop toonde zich zeer enthousiast over de nieuwe kerk. Architect Van Halteren en aannemer Goesten hadden eer van hun werk.
In november 1954 werd de kerk verrijkt met twee mooie beelden van Maria en Josef van de beroemde beeldhouwer Jacques Maris. In 1954 werd ongeveer acht duizend gulden bijeen gecollecteerd voor een oliestook verwarming die nog juist met Kerstmis in gebruik kon worden genomen.
Oktober 1956 levert beeldhouwer Maris uit Heumen een H. Hartbeeld met als motief ‘Komt allen tot Mij’. Ook in oktober worden er in het priesterkoor drie gebrandschilderde ramen geplaatst van de glazenier Wim van Woerkom uit Nijmegen voorstellende: de Lerarende Christus met aan weerszijden de apostelen Petrus en Paulus. Ze werden betaald uit parochiële bijdragen. Bij gelegenheid van zijn 12½ jarig pastoorschap kreeg Van Bakel van de parochianen ook een geluidsinstallatie waarvoor ƒ 3000,= werd betaald.
Vooral de met veel vakmanschap geplaatste gewelven hebben het interieur zeer verfraaid. Het bisdom wilde aanvankelijk alleen een eenvoudige houten dakconstructie goedkeuren en het heeft het kerkbestuur heel wat correspondentie en reisjes naar Den Bosch gekost om deze houten dakconstructie te mogen vervangen door de nu aanwezige gewelfconstructie. Onze Wamelse kerk is dan ook een van de laatste kerken die voorzien is van gewelven.
In april 1962 vertrok kapelaan Petrus Robben naar Zeelst. Kapelaan Robben was de allerlaatste in een lange rij kapelaans die sedert 1795 hier als assistent van de pastoor hebben gewerkt. Nog in het begin van de jaren zestig zat onze kerk vooral ‘s zondags helemaal vol en waren er vooral bij de grote feestdagen zoals Kerstmis en Pasen lange rijen wachtenden voor de biechtstoelen. Als er iets was wat men niet zo graag deed dan was het wel het biechten. Het viel niet mee om steeds maar weer punten te vinden waarin men was tekort geschoten. Ook wilde men niet altijd met het zelfde komen aandragen want dan zei de biechtvader dat men niet altijd ‘Het zelfde versje op moest zeggen’.
Dat ook de biechtvader zelf in herhaling viel ondervond een mevrouw die pas in Wamel was komen wonen en die voor de eerste maal de Wamelse biechtstoel betrad en meteen het verwijt kreeg dat ze niet met steeds hetzelfde aan moest komen dragen. Even schoot het als een flits door haar heen: ‘Hoe kunt u nou weten wat ik in Leeuwen altijd heb opgebiecht’. Ze dacht er uiteraard niet aan haar gedachteflits ook daadwerkelijk in de biechtstoel tot uiting te brengen en heel deemoedig aanvaardde ze haar penitentie in de vorm van het bidden van één of hooguit twee tientjes van de rozenkrans.
Tot in het midden van de jaren zestig was de jaarlijkse openbare Sacramentsprocessie, te houden op de tweede zondag na Pinksteren, altijd een van de hoogtepunten van het parochiegebeuren. Het te volgen traject was kerk, Dorpsstraat, Wilhelminastraat, Lakenstraat, Hollenhof, Dorpsstraat (toen nog Hogeweg), kerk. Buurtcomités zorgden voor een passende straatversiering en vooral in de Kloosterstraat waren achter de ramen vaak nog de beelden van allerlei heiligen opgesteld. De laatste processie werd gehouden in 1964. Bij het aanbrengen van de straatversiering kregen twee bewoners van de Clarissenstraat het nog dusdanig met elkaar aan de stok dat pastoor Van Bakel hen voorzichtig tot kalmte moest manen. Een van de ruziemakers zei toen tegen de pastoor: ‘Zo ben je Katholiek en zo ben je -bijna- een moordenaar.’
Rond 1965 traden er grote veranderingen op in de beleving van het Katholieke geloof in Nederland. ‘In Schijndel hoeven ze niet meer te biechten’, zo ging het praatje. ‘Neen,’ zei de pastoor, ‘Het biechten wordt nooit afgeschaft’. Vrij plotseling verdwenen de lange rijen wachtenden voor de biechtstoelen als sneeuw voor de zon. De processievaandeltjes verdwenen naar de zolder van de pastorie en de zondagse kerkgang was niet meer vanzelfsprekend. Het geloof werd onderwerp van gesprek. Ook in het Wamelse parochiehuis kwamen regelmatig zo’n 12 tot 15 personen bijeen om de vanuit het bisdom gestelde vragen te bespreken. Trouw bezocht van Bakel deze gespreksgroepen maar veel vertrouwen had hij er niet in. ‘Ze praten het hele geloof kapot.’ zo was eens zijn commentaar.
Op zondag 4 mei 1969 nam pastoor van Bakel afscheid van zijn parochianen. Mede in verband met een ernstige ziekte van zijn huisgenote werd het een sober afscheid. Nog bijna 15 jaar maakte hij zich verdienstelijk als rector van Huize Henricus. Op 30 april 1984 werd hij onder grote belangstelling vanuit ‘Zijn Kerk’ naar zijn laatste rustplaats gedragen.
Kenmerkend voor het pastoraat van pastoor P.W. Kurstjens, zijn opvolger, was de feestviering bij gelegenheid van zijn 12½ jarig pastoraat op 15 november 1981. De omslag van het misboekje was typerend: ‘12½ jaar samen: Leven en sterven, bidden en werken, zorg en vreugde, vriendschap en liefde, samen in verscheidenheid samen in geloof’.
Op de achterkant van het misboekje stond een tekst die pastoor Kurstjens ten voeten uit beschreef: ‘Kleine grote man van ons, Lief en leed gedeeld met ons, Spreekt van God gewone taal.’
Zoals in geheel Nederland liep ook in Wamel het regelmatige kerkbezoek wel zeer drastisch terug. Waren er in 1969 per weekend nog 1200 kerkgangers, tien jaar later was dit aantal tot minder dan de helft gereduceerd. Een teruggang die in de jaren tachtig nog krachtig doorzette en waarvan het einde nog niet in zicht is.
Mei 1989 maakte pastoor Kurstjens bekend dat hij met ingang van 1 november heen zou gaan als pastoor van Wamel. Twintig jaar lang had hij met plezier zijn werk gedaan en op de pastorie lag een stuk van zijn leven. De pastoor kende bijna iedereen en elke Wamelnaar kende zijn pastoor. Velen dachten min of meer terecht dat pastoor Kurstjens de lange rij van Wamelse pastoors af zou sluiten, maar wat weinigen hadden verwacht gebeurde toch. Zondag 3 december 1989 werd pater Th. Verstappen geïnstalleerd als pastoor van onze parochie. Van te voren hadden zich veel vrijwilligers ingezet om met veel ijver en zorg de pastorie een grondige opknapbeurt te geven. Een van hen was zo enthousiast over het prachtige resultaat van zoveel nijvere handen dat ze prompt inspiratie kreeg voor een groot gedicht. Een klein gedeelte van dit vers mag u als afsluiting van dit hoofdstuk niet worden onthouden.
‘Sjaak en Rien de timmermannen
Maakten alles in kruiken en kannen
Hier een muurtje, daar een schot
Dan weer een plankje, alles even vlot.
Ze hoefden het maar even te vragen
Of ze kwamen schroeven en zagen
Zo noem ik ook Guusje, Frans en Annie van Hal
Gijs, Bets van de Bos en Dientje vooral
Sander, Pietje en Rietje, die kennen we wel.
Thea, Sjan, Doortje, Emmi en nog zo’n stel
Natuurlijk heb ik namen vergeten
Maar ik ben ook maar import moet je weten.’
Dit gedicht is kenmerkend voor het Wamelse parochiële leven in de jaren negentig. Nog altijd is er een grote kern van mensen die graag in welke vorm dan ook hun bijdrage willen leveren bij het in stand houden van het kerkelijke leven in Wamel. Met zulke mensen achter zich kan de parochie van St. Victor en Gezellen te Wamel de toekomst met vertrouwen tegemoet zien, ook al bezoeken de meesten het kerkgebouw zelf dan ook niet meer wekelijks.