De stoomtram

Successen en moeilijkheden tijdens de tramperiode

In het begin rendeerde de lijn aardig. Alle maandagen bracht de tram ongeveer 250 Maas en Walers naar de Nijmeegse markt. Bij de vele ritten die er kwamen waren er naast personenwagons ook veel goederenwagons. In Wamel werd dan veel gerangeerd.Als er een bedevaartgang naar Kevelaer was, stond het in Wamel zwart van de mensen in hun zwarte zondagse kledij. Je had namelijk toentertijd de Leeuwense en de Beuningse processie. Meestal werd er dan ook een extra tram ingezet. Met name de open rijtuigen werden dan benut. De pastoor van Leeuwen was hier op tegen, maar men had niets anders, alle materieel wat er was werd ingezet. De volgende dag keerde men dan weer terug in het eigen dorp.

De grote drukte bij het Wamelse tramstation tijdens de bedevaart naar Kevelaar.

De grote drukte bij het Wamelse tramstation tijdens de bedevaart naar Kevelaar.

Eenmaal per jaar kon de tram niet tot ‘D’n Bout’ komen, dat was bij de jaarlijkse paardenmarkt in het najaar. De hele Dorpsstraat was dan marktterrein. De tram moest dan eerder keren. Dat gebeurde dan vooraan in Wamel, de tram werd van zijn wagons ontkoppeld; deze wagens liepen nog een stuk door of werden vooruit geduwd, de locomotief ging even op een zijspoor en werd daarna weer teruggezet op het goede spoor.

Zeker in de beginjaren moest de tram goed in de gaten gehouden worden. Zo was hij bijvoorbeeld verplicht in de bebouwde kom zachtjes te rijden. Passeerde hij karren of wagens met een schrikachtig paard ervoor, dan moest hij zelfs stoppen, totdat de dieren voorbij waren. Ook in de aanloopjaren werd het nieuwe vervoermiddel nogal eens ‘geplaagd’, met name door de jeugd. Men holde mee met de trein, men sprong net voor de locomotief over, men legde dingen op de rails, zoals snoepcenten, spijkers, keien, knikkers. Bij zo een kwajongensstreek was op een gegeven moment, de tram ontspoord. Toen de machinist uit zijn locomotief kwam, rende iedereen weg, behalve de dader, die zo verbouwereerd was, dat hij stokstijf bleef staan. Dit alles was niet zo erg, soms echter werden er ook grote blokken hout opgelegd. In het begin bleven veel mensen daarom toch met de stoomboot gaan.

De route die de tram in Wamel had is goed te zien op de volgende foto’s.

De trambaan in de Hogeweg, ter hoogte waar nu Huize Henricus staat. Toen deze foto gemaakt

De trambaan in de Hogeweg, ter hoogte waar nu Huize Henricus staat. Toen deze foto gemaakt
werd, moest Huize Henricus echter nog gebouwd worden.

100173-2-orig

De trambaan in de Dorpsstraat. Goed is te zien, dat het tracé hier precies aan de noord zijde van de straat ligt, terwijl in de Hogeweg de lijn aan de zuid zijde lag.

De trambaan in de Dorpsstraat. Goed is te zien, dat het tracé hier precies aan de noord zijde van de straat ligt, terwijl in de Hogeweg de lijn aan de zuid zijde lag.

De Dienstregeling uit 1907.

De Dienstregeling uit 1907.

De eerste tram uit Nijmegen kwam om 10.45 uur in Wamel aan, om 11.30 uur vertrok hij weer naar de stad.
Het baanvak Druten – Wamel was niet zo’n succes. De verbinding met Tiel, er reed een diligence van het station tot aan het veer, functioneerde nauwelijks.
In 1907 verloor de tram een van zijn gangmakers, de Wamelse herbergier, molenaar, rentmeester, dijkgraaf en burgemeester Van der Sijp.

Ten tijde van de eerste wereldoorlog reed de tram veel minder. De prijzen werden langzamerhand hoger en men begon minder service te bieden, daardoor kwam het dat het publiek wat kritischer begon te worden. Ook de prijzen van de brandstof werden steeds duurder, dus ook van de kolen. Daardoor werd er op 15 november 1917 een tariefsverhoging van 50% ingevoerd. Gelukkig kwam de regering de tram te hulp, er werd restitutie gegeven op de kolenprijzen.

Voor stoomtram Maas en Waal was het meest dramatische ongeluk dat de onderneming ooit overkwam de gekantelde locomotief in Wamel, die op 1 januari 1914 de gruwelijke dood van machinist J. Thijssen veroorzaakte. Rond half twee op die dag was de tram gaan rijden, nadat hij een uur rust had gehad. Tijdens dat uur pauze zaten machinist Thijssen en conducteur Frederiks bij elkaar. Omdat het zo koud was, opperde Frederiks het idee de stoomverwarming wat op te stoken, een hapje te eten en dan in de 1e  klas wagon even te slapen. Zo gezegd, zo gedaan. Toen de tram echter moest vertrekken, was het wel heet geworden. Bij de ‘Gouden Leeuw’ aangekomen vroeg Frederiks aan Thijssen of hij de verwarming weer wat minder wilde zetten. Dat wilde Thijssen gaan doen, maar dan moest hij aan de andere kant van de locomotief zijn. Ondertussen begon de tram echter steeds harder te lopen, begon te wankelen en bij de bocht van de R.K. kerk, de oversteek van links naar rechts, kantelde de tram. Thijssen, die juist aan die kant was, kreeg al het stoom en heet water over zich heen, dit omdat de kop van de stoomdom afbrak. Er volgde een geweldige rookontwikkeling. Toen dit een beetje opgeklaard was, probeerde Frederiks Thijssen er uit te halen. Hij vroeg hoe het met hem was en kreeg als antwoord:

‘Ik geloof dat de Heer mij nog genadig is geweest’

Hij werd in het dichtstbijzijnde huis binnengebracht en behandeld door dokter Van Haagen uit Leeuwen. Hier werd hij ook bediend en met paard en wagen werd hij toen naar Puiflijk gebracht naar een soort streekziekenhuisje. Hier werd hij geholpen door een dokter van Boldershof. Het mocht echter niet meer baten, de man overleed nog dezelfde dag.