“Toen op 14 februari 1895 bij inzet en op 28 februari 1895 bij toeslag werd overgegaan tot de verkoop van de sinds 1 november 1894 onbewoond geraakte kloosterboerderij Hollenhof” (de boerderij die dus door Hiebendaal gebouwd moet zijn, niet de oorspronkelijke kloosterboerderij), “was de vrouw van de Angerense dominee Kruijf, Anna Segerina Elisabeth Hiebendaal, al ruim een jaar overleden (29 november 1893). Zij had twee dochters nagelaten, Jacoba en Jenneke, die beiden deelgerechtigd waren in de erfenis van hun ongehuwde oom en tante: Derk en Elisabeth Hiebendaal. We zien de twee dochters bij de veiling van de Hollenhof dan ook als medeverkoopsters optreden. Jacoba woonde nog als ongehuwde mejuffrouw bij haar vader in Angeren; Jenneke was inmiddels getrouwd met de Woerdense koopman Jacobus Cornelis van Wijk.
Het ging bij de veiling niet alleen om De Hollenhof, maar in totaal om 13 kopen, waaronder 11 in Wamel, 1 in Dreumel en 1 in Horssen. Omdat notaris Van de Garde voor deze omvangrijke handel in ‘protestantse grond’ bepaald grote belangstelling uit Tiel en de Betuwe verwachtte, was als plaats van handeling het Wamelse Veerhuis gekozen. Cornelis van Beest trad als afslager op; Nicolaas Wouter van Doesburgh, landbouwer in Wamel en Gerardus van der Wielen, candidaat-notaris in Druten, waren getuigen.
Het klapstuk van de veiling, de Hollenhof zelf met schuren, hooibergen en tuin, groot 35 roeden en 20 ellen, werd ingezet door Adrianus Augustinus, landbouwer te Dreumel, op ƒ 2.300,=. Tweede koop was een aangrenzend perceel boomgaard dat eveneens de naam Hollenhof droeg. Het besloeg twee bunder en elf roeden en werd ingezet door Nelis Bart van Ommeren, een landbouwer uit Echteld. Zijn bod was 8000 gulden. Bij elkaar schoten de twee percelen Hollenhof bij de inzet al over de 10.000 gulden heen.
Het fruit van de twee hectare omvattende boomgaard was de vorige zomer nog door Derk Hiebendaal publiek verkocht. In de advertentie in de `Tielsche Courant’ van 11 juli 1894 had hij althans de kruideniers-, suiker- en zwaanhalsperen van De Hollenhof op het hout te koop aangeboden. In de boomgaard stonden ook appelen en vooral kersen.
Bij de toeslag op 28 februari 1895 werd de boerderij Hollenhof afgemijnd door Antonius Pompen voor de som van ƒ4.150,=. Na drie eeuwen kwam de oude kloosterhoeve weer in katholieke handen, maar het voormalige complex bleef niet intact. De boomgaard met de zwaanhalsperen en de meikersen leek ‘in de nest’ te zullen lopen, zoals Maas en Walers zeggen wanneer een inzetter geen bod boven zijn inzet en zijn hogen krijgt. Nelis Bart van Ommeren, de Echteldse boer, had 600 gulden hooggeld op de boomgaard gezet. ‘Heden,’ zo meldt de notariële akte van 28 februari 1895, `eene zekere som boven den inzet en de hoogen afgehangen zijnde, is door niemand gemijnd, zoodat het (perceel boomgaard Hollenhof) aan den inzetter Nelis Bart van Ommeren is verbleven, die dadelijk verklaarde dezen koop te hebben gedaan voor en als gemachtigde van den heer Willem Campagne, rentenier te Tiel, mede alhier verschenen en aannemende, die alzoo kooper is geworden voor ƒ 8.000,=’.
Aldus ging de boomgaard naar de Tielse rentenier. In totaal bracht De Hollenhof ƒ 12.950,= op. Ook de andere percelen gingen vlot van de hand. De twee dominees konden met ruim 25.000 gulden naar huis.”
Tot zover Johan van Os.
We mogen de waarde van onroerende goederen niet vergelijken met de huidige waarden. Vaak blijken goede landerijen vroeger zelfs veel meer op te brengen dan gebouwen. Het huis was in de eerste plaats de plek waar je woonde en die je als opslagplaats gebruikte en als winterstalling voor het vee. De inkomsten moesten komen van de landerijen. Een goede boomgaard was veel meer waard dan een huis. Een goede kamp verzekerde je van voldoende voedsel voor een gezonde en productieve veestapel en dus meer inkomsten. In onze streken was de boerenstand gemiddeld niet zo welvarend dat het huis algemeen ook als pronkstuk beschouwd werd. In andere streken zoals de Betuwe en ook in Friesland was het huis ook een statussymbool. Ook in onze tijd ligt dat anders, ook onze behoeften liggen op heel andere vlakken dan destijds. Daarom bouwen we in onze tijd de beste gronden, de oeverwallen, vol met huizen en straten en gaan we landbouw bedrijven op de stukken die overblijven, maar die lang niet altijd de beste gronden zijn. Door onze technieken en verbeterde methodes halen we echter ook op die slechtere gronden goede opbrengsten, maar echt slim is het natuurlijk niet. Zo kon het ook gebeuren, dat in de laatste honderd jaar de beste stukjes Wamel werden vol gebouwd met huizen en bedrijfspanden. Het economisch belang verschoof volledig. Een fabriek, een pakhuis, een woning is van veel grotere waarde geworden dan de opbrengst van een boomgaard, een akker of een weiland. Er zijn slechts een paar restanten van die vruchtbare landerijen overgebleven. Een perfecte illustratie van die rijke opbrengst is nog steeds het stuk tussen de Kerkstraat en de Hogeweg, waar vele professionele en hobby-tuinders ieder jaar weer een behoorlijke oogst tegemoet kunnen zien. Het is het laatste stukje oeverwal dat nog bewerkt wordt zoals dat eeuwen geleden al het geval was. Hoe lang zal het nog duren voordat ook dit laatste overblijfsel tot op de laatste centimeter wordt volgestouwd met asfalt, trottoirtegels en huizen.
Terug naar De Hollenhof. Waar de naam oorspronkelijk vandaan komt is niet met zekerheid na te gaan. Toch zijn er wel aanwijzingen. Er zou misschien een relatie gelegd kunnen worden met het geslacht van de ‘Hollen’. De naam betekent dan: de Hof (hoeve) van het geslacht van de Hollen. Het blijkt dat er een aantal leden van dezelfde familie belastingplichtig waren in Wamel: Gerrit en Jan Holl(en) in 1369-1382, 1387-1398 en Aelet Holl(en) in 1399. Dat duidt dus op een sterke band met ons dorp. Temeer omdat in 1398 de vrouw van Jan apart vermeld is. Deze combinatie van familienaam en perceelsnaam is dus goed mogelijk. Deze verklaring voor de oorsprong van de naam van de Hollenhof lijkt ons de meest aannemelijke. De naam zal echter veel ouder zijn dan 1369. Dit perceel moet namelijk al vrij vroeg ontgonnen geweest zijn, omdat het ligt binnen het deel van Wamel dat de oudste kavel indeling heeft.
Of deze theorie klopt is niet na te gaan, maar als deze familie enige of meerdere generaties eigenaar van dit stukje Wamel geweest is, dan zal zij haar stempel op de uiteindelijke naamgeving gedrukt hebben. Dan is het ook logisch, dat die naam aan het perceel is blijven ‘kleven’ toen het later bezit werd van het klooster. Heel vaak kwamen dergelijke stukken aan de kloosters door schenkingen. Het klooster verpachtte het geheel dan weer. Als er, deze mogelijkheid volgend, daarna steeds wisselende pachters geweest zijn, dan is het niet vreemd dat de familienaam Hol aan deze schenking verbonden bleef en eeuwenlang bleef voortbestaan.
Lakenburg en Rouwenburg
De Lakenburg behandelen we bij het hoofdstuk over de monumenten, omdat het hier meer de naam van het ‘huis’ betreft dan echte perceelsnamen. Ook de Rouwenburg is de naam van een ‘huis’. Het huidige pand met deze naam is echter niet de oorspronkelijke Rouwenburg. Die naam behoorde bij de boerderij die er achter stond. De naam Rouwenburg is een verbastering van Ravenburg. Daarover zijn nog vele stukken terug te vinden in het Rijksarchief te Arnhem.
De Sterkenburg
Vanaf De Hollenhof keek men uit over het bezit De Sterkenburg. Er is wel eens verondersteld dat dit ‘kasteel’ zoals we het in de Wamelse volksmond noemen, niet zo erg oud was. Wij hebben daar onze twijfels over. De naam Sterkenburg werd aan dit bezit gegeven door Maria Apolonia de Breff Millincscamer die het bezit erfde van haar vader. Daarvoor heette het `Millincscamer’. De naam Millinc komen we als belastingplichtige in Wamel al tegen in 1369: ‘Heer Evert Millinc en Lambert Millinc’. In 1412 wordt Wouter Millinc genoemd. Omdat Evert aangeduid wordt met de titel `Heer’, zal het een aanzienlijk iemand geweest zijn, misschien landadel.
In 1288 wordt gesproken over een `camerarius de Wamel ‘.’Een cameraar was een ontvanger van de opbrengsten die afgestaan moesten worden aan de kerkelijke bezitters. Een ‘camera’ was ook een stenen gebouw, een huis. Dat was meestal heel bijzonder, want de huizen werden toen voornamelijk gebouwd van hout. Bekijken we nu de naam Millincscamer, dan zou men dat kunnen lezen als Millinc zijn (s) Camera, ofwel het stenen huis van Millinc. In dat geval zou er dus wel eens een heel nauwe relatie kunnen zijn tussen het stenen gebouw uit 1288 en de latere Sterkenburg. Duidelijk is in elk geval dat het gehele stuk, tot waar nu ongeveer de Van Balverenstraat ligt, tot dit bezit behoord moet hebben. Door oudere mensen werd vroeger vaak het verhaal verteld dat er een onderaardse vluchtgang geweest zou zijn vanaf de Sterkenburg tot op het stuk De Grote Aalst. Daar zou namelijk een put geweest zijn en daar zou deze gang op uitgekomen zijn. Feit is in elk geval dat bij werkzaamheden in 1958 op de toenmalige tuinderij van Albert van Oijen, waar nu de parkeerplaats ligt van transportbedrijf Thijssen, ongeveer 80 cm onder het maaiveld resten van muren tevoorschijn kwamen. Ook aan de pastoor Heurkensstraat zijn in een tuin op dezelfde diepte dergelijke resten gevonden. Natuurlijk zijn beide ‘vondsten’ geen enkel bewijs voor dit oude volksverhaal, temeer omdat er geen aanwijzingen zijn dat De Millincscamer of Sterkenburg ooit een echte versterkte burcht geweest is waarbij men serieus rekening hield met belegeringen. Diepgaand onderzoek van archieven zou misschien nog wat licht kunnen brengen in de duistere geschiedenis van de Sterkenburg. Met name de vraag of de familie Millinc die in de belastingregisters staat ook werkelijk in relatie staat met de familie Millinc die eigenaar was van de latere Sterkenburg.
Veel Wamelnaren weten nog dat er in de huidige Poortstraat resten van de gracht werden uitgegraven waarbij houten palen, balken en stenen boven kwamen. Alle ‘rotzooi’ werd met een dragline (zoals dat toen heette) op oude GMC’s (bepaald type vrachtwagen) geladen en naar het stort gereden. Men was gestoten op een deel van de oude gracht en van de toegangsbrug naar het ‘kasteel’. Wie weet, hoeveel stille getuigen van honderden jaren geschiedenis toen vracht na vracht weggegooid zijn, aangezien grachten rijke bergplaatsen zijn voor opgravingen. Daarin werden immers eeuwenlang oude afgedankte zaken gedumpt. Men heeft er destijds letterlijk zand over gegooid, omdat toen op de oude gracht niet of nauwelijks te bouwen bleek.
Pollebouwing, Pollecamp en Pollepas
Nog veel raadselachtiger dan De Sterkenburg zijn de perceelsnamen met de naam `Pol’. Uit het jaar 1647 stamt een tekening van de hand van Stellingwerf, die een kasteel toont in Wamel.
Of het hier echt een kasteel in Wamel betreft, of dat er een vergissing in het spel is kunnen we niet meer controleren. Stellingwerf blijkt wel vaker onnauwkeurig te werk gegaan te zijn bij plaatsaanduidingen.
Bovendien is het -voorzover bekend- de enige tekening die er van dit gebouw bestaat. De naam van de familie Van de Poll is in Wamel wel bekend. In 1399 komt in Wamel al de naam Rutger van der Poll voor. De naam Van der Poll is ook bekend als een geslacht van Maas en Waalse jonkers. Dat leden van deze familie dus een iets betere behuizing dan een nederig stulpje bewoonden is niet ongewoon. Er zijn aanwijzingen, dat deze familie een bezitting in Wamel had, maar er zijn ook redenen om aan te nemen dat hun hoofdbezit en een eventueel kasteel in Dreumel gesitueerd moeten worden.
Zoekend in Wamel kom je natuurlijk terecht op een plek waar de familienaam in de perceelsnamen voortleeft: Pollebouwing, Pollecamp en Pollepas. Kijken we dan naar de perceelsindeling in de buurt van de Pollebouwing en Pollecamp, dan zijn er nauwelijks plaatsen aan te wijzen waar een kasteel, als op de tekening te zien is, gestaan kan hebben.
Natuurlijk is het gebied daar erg verstoord door de dijkdoorbraak van 1781 waarbij de Oude Wiel ontstond, maar de perceelsindeling is op zichzelf niet sterk veranderd en we vertelden reeds eerder, dat de percelen wat betreft de verdeling van het water precies doorliepen zoals voor het ontstaan van de Wiel de grond verdeeld was. Zoekend naar een plaats, zou er heel misschien gedacht kunnen worden aan het perceel net achter de Kweldam aan de Pèrelaan. Op de eerste kadastrale kaart ligt daar een klein perceel dat onderdeel is van een iets groter stuk. Dat ziet men op vele plaatsen waar oude bebouwing staat of stond. Het bedoelde perceel grenst op de zuidoostelijke punt direct aan een perceel dat ‘De Huiswerf’ heet. Men is geneigd bij deze naam te denken aan bebouwing, de naam duidt op een stuk grond dat bij een huis gelegen was, maar bebouwing is er niet in de onmiddellijke omgeving. Ook de naam Bouwing zou aan belangrijke bebouwing kunnen doen denken. Bouwen betekent bewonen, bearbeiden en stamt af van het oud saksische buan wat wonen betekende. Bovendien is het formaat van de percelen in de omgeving vrij groot, ze lijken daarom onderdeel van een rijk bezit geweest te zijn. Ook bij De Sterkenburg zagen we een groot aaneengesloten stuk rondom het adellijke huis. Hier zijn ze zelfs groter, hetgeen goed te zien is op de grote overzichtskaart achter in het boek, maar het kasteel op de tekening was ook groter.
Een andere aanwijzing zou kunnen zijn dat aan de noordzijde net aan de andere kant van de Kerkstraat de Pollecamp ligt. Aan de Oude Wiel stond bovendien een huis met de naam Pollebouwing. Verder naar achteren, op een blijkbaar destijds slechter stuk, ligt de Pollepas. Een laatste aanwijzing vinden we op de kaart van Van Deventer. Daar staat in het oostelijk deel van Wamel een vrij groot bezit getekend aan de dijk. Het lijkt er zelfs op dat er een kerkje of een kapel bijgetekend staat.
We zagen eerder bij de processen over de molens, dat de geërfden in 1651 samenkwamen in de ‘Capel te Wamel’. Dit zou kunnen duiden op het gebouw op de tekening. Het is ook bekend, dat de katholieken na de reformatie aanvankelijk kerkten in een kapel, op het bezit van ene Van de Poll, dat iets ten oosten van het oorspronkelijke klooster in de Kerkstraat lag. Uit de beschrijving van de tiendblokken uit 1567 (zie verderop in dit boek) blijkt, dat er in dit deel van Wamel zeer oude regelingen bestaan wat betreft het verloop van de grenzen tussen de tiendblokken. Helaas worden die oude rechten echter niet nader beschreven, maar ze zouden verband kunnen houden met een groot adellijk bezit waaraan een kapel of kerkje verbonden was.
De enige andere plaats die op het eerste oog ook in aanmerking zou kunnen komen is aan het eind van de Kerkstraat, een stukje voorbij de zeer oude boerderij van de familie Van de Hurk.
Ook daar hebben eens gebouwen gestaan, maar de percelering doet daar in eerste instantie echter eerder aan boerenbedrijven denken dan een kasteelachtige bebouwing, bovendien ligt dit punt weer verder verwijderd van de perceelsnamen die echt aan de Van de Pollen doen denken. Dit punt is bovendien weer verder verwijderd van de grens tussen de tiendblokken.
We geven deze veronderstelling voor wat het is, we hebben slechts gezocht naar een mogelijke plaats als het juist is dat dit kasteel ook echt in Wamel gestaan heeft.
Trijn Koene, Barvoetskamp
Een veel duidelijker aanwijzing naar de herkomst van de naam is bij deze stukjes poldergrond te vinden. In 1398 wordt ene Truyde Coene genoemd, die in Wamel gronden bezat of gepacht had waarover bepaalde belastingen betaald moesten worden. In 1387 wordt in de registers ene Johan Bervoet genoemd. Dit geeft redelijke aanwijzingen naar de herkomst van de namen van deze percelen. Of hieruit ook afgeleid zou kunnen worden dat deze gronden aan het eind van de 14de eeuw ontgonnen zijn en dat de naam van de eerste pachters of eigenaren aan deze percelen is blijven kleven, konden we tot op heden niet nagaan.
Nog meer schijnbare relaties met bezitters uit de 14de eeuw.
Er ligt een kamp die nu de Kaaskorf wordt genoemd. De Wamelse uitspraak is echter Kèèskorf. Zowel in 1387 als in 1398 en 1399 wordt in de ‘belasting’-registers ene Henric Kerskorf genoemd. We herinneren er nogmaals aan, dat namen destijds geschreven werden zoals men ze uitsprak, terwijl dat tegenwoordig niet meer de gewoonte is. Het verschil tussen Kaaskorf en Kerskorf is wat de klank betreft zoals het hier uitgesproken werd, dus veel kleiner dan de geschreven naam op het eerste gezicht doet vermoeden. Een ander voorbeeld zijn De Beelhakken. In 1399 komt de naam Benen in de registers voor, ook hier is klankverwantschap.
In 1369 wordt Arnt van Buren genoemd. In 1369-1382-1387 Heinric van Buren en in 1369-1382-1387 Jan van Buren. In 1382-1387 Trude van Buren. In onze polder ligt nog steeds de Burenskamp, natuurlijk kan de naam van deze kamp ook een heel andere herkomst hebben, misschien was hij in later eeuwen eigendom van, of gepacht door iemand die uit Buren kwam.
Zo komt in 1369 Gade Heilwigensone, oftewel Gade, de zoon van Heilwigen als `belastingplichtige’ voor. We kennen in de polder de Helmoeskamp. Rond 1620 wordt dit stuk grond de Helwychskamp genoemd. We weten zeker dat Helmoes een verbastering van Helwychskamp moet zijn, omdat er bij vermeld staat dat dit stuk naast de Wilgenkamp lag. Ook de Helmoeskamp ligt naast de Wilgenkamp, dus gaat het over hetzelfde stuk. Beide kampen waren ook eigendom van een van de Wamelse kloosters.
Een andere naamsovereenkomst: het perceel Jonker Hol komt overeen met de naam Hol die we ook al bij De Hollenhof noemden. Hier twijfelen wij echter of er een relatie is met de hier genoemde kamp, omdat er ‘Jonker’ voor staat. Deze naam zal eerder afkomstig zijn van een Maas en Waalse landjonker van later datum. Het is natuurlijk wel mogelijk, dat zijn geslacht afstamde van de Hollen die in de 14de eeuw genoemd zijn als belastingplichtigen in Wamel.
In 1369 wordt Wilken die Wever genoemd, in 1399 staan Deric en Rutger die Wever te boek. We kennen ook de perceelsnaam De Wever. Ook hier treffen we een schijnbare overeenkomst aan.
In het stukje over De Hollenhof kwam ene Nelis Bart van Ommeren uit Echteld voor. Wie weet heeft het perceel dat Jan van Ommeren genoemd wordt een relatie met een familielid van Nelis Bart.
De naam Weeshuis is ongetwijfeld afkomstig van de Tielse Stichting Burger Weeshuis, die in de Wamelse polder erg veel bezittingen had.
`De Sijpen’ is afkomstig van de familie Van der Sijp die in de loop der eeuwen veel invloed gehad heeft in Wamel. In de vorige eeuw hadden we in Wamel een burgemeester Van der Sijp, en ook de naam van het ‘Hotel Café Restaurant Central, Weduwe van der Sijp’ was voor de oorlog een begrip in Wamel.
Een rechtstreekse verwijzing naar goederen van het begijnenklooster, het klooster dat in de Kloosterstraat stond, zijn alle perceelsnamen met de toevoeging Begaine. In onze eeuw zijn daar de namen van de toenmalige bezitters aan toegevoegd, Begaine land van Rutten enzovoort, maar oorspronkelijk was het allemaal in bezit bij dit klooster. Zo zijn er overigens nog veel meer bezittingen die in hun naam het oorspronkelijk geestelijke bezit herbergen. Bijvoorbeeld Victorskamp, Kerkeliestert, Nonnengement, Dalen van de Kerk enzovoort.
In een verpachtingsbrief van 1775 worden de volgende percelen genoemd die we ook al eerder tegen kwamen: Adam Eysegaaij, Waaghalsen, Gansheuvels, Sijpenes (Sybenert), Jan Schoen, Van Cirklaas (Sirresklaas), Loefschaar, Heer Arts kamp, Leenkamp, De Perskamp (Paardskamp), Uliens (Ulias), Floris v.d. Kerkhof (De Floris), Merke van Jel (Merke van Niel), De Wezel, Dalen van Jan van Ommeren (Jan van Ommeren), Comelis Marten de Graaf.
Tot slot wijzen we er nog maar eens op, dat de overeenkomsten in de namen bij verschillende percelen en personen erg opvallend zijn, maar dat we niet mogen vergeten dat er ook nu nog wel mensen in Nederland zullen rondlopen die Trijn of Truide Koenen heten. Dat zal in de loop van de eeuwen dus even zovele malen voorgekomen zijn. Maar het is ook best mogelijk dat ze nog veel ouder zijn ! Ondanks die onzekerheid blijft in elk geval overeind, dat bepaalde namen al heel vroeg in Wamel voorkwamen. Enige relatie met betrekking tot de naamgeving van bezittingen is dus heel goed mogelijk.